> Other Dutch exercises on the same topics: Relative sentences | Subordinate clauses [Change theme]
	> Similar tests: - Relative clauses - Subordinate clauses - Subordinate clauses - Relative pronouns - Subordinate clauses - Infinitive clauses - Relative pronouns - Subordinate clauses
	> Double-click on words you don't understand

Relative clauses (2)

Twitter Share
Dutch exercise "Relative clauses (2)" created by mariebru with The test builder. [More lessons & exercises from mariebru]
Click here to see the current stats of this Dutch test

Please log in to save your progress.

1. De leerling, ik een huiswerk heb ontvangen, is niet tevreden. (van)

2. Het boek, ik u het lezen aanraad, is fantastisch. (van)

3. Dat is de bal, ik gespeeld heb. (met)

4. De vrouw, ik een geschenk heb gekregen, heet Sonia. (van)

5. De dingen, hij gesproken heeft, interesseren me niet. (over)

6. Elke villa, je hier een foto ziet, heeft drie slaapkamers. (van)

7. De hond, ze € 100 betaald hebben, is al ziek ! (voor)

8. De trein, het kind speelt, maakt veel lawaai. (met)

9. Ken je die vrouw, de zoon in Amerika leeft ? (van)

10. De tuincomplexen, we gesproken hadden, zijn heel mooi ! (over)