> Other Dutch exercises on the same topics: Present participle | Past [Change theme]
	> Similar tests: - Temps primitifs-classement par groupes - Past participles-Housework - Present perfect - Primitive tenses - Compound tenses-auxiliaries - Past participle - Present perfect - Present perfect
	> Double-click on words you don't understand

Past participles - irregular verbs

Twitter Share
Dutch exercise "Past participles - irregular verbs" created by mariebru with The test builder. [More lessons & exercises from mariebru]
Click here to see the current stats of this Dutch test

Please log in to save your progress.

1. De leraar is niet tevreden : die meisjes hebben geen ogenblik (zwijgen) .

2. Wat zijn die jongens nieuwsgierig (zijn) !

3. We hebben goed (slapen) .

4. Het feest is helemaal (tegenvallen) .

5. Vader heeft naar zijn portefeuille (zoeken) .

6. Jan heeft zijn geld (verliezen) .

7. Piet en Jan hebben (vechten) .

8. De kinderen zijn te lang (wegblijven) .

9. Wie is er naar het restaurant (meegaan) ?

10. Die meisjes hebben niet goed (zingen) .