> Other Dutch exercises on the same topic: Relative sentences [Change theme]
	> Similar tests: - Relative clauses - Subordinate clauses - Relative pronouns - Relative clauses (2) - Relative pronouns - Relative pronouns - Relative pronouns - Relative sentences (4)
	> Double-click on words you don't understand

Relative pronouns

Twitter Share
Dutch exercise "Relative pronouns" created by mariebru with The test builder. [More lessons & exercises from mariebru]
Click here to see the current stats of this Dutch test

Please log in to save your progress.

1. De man greep het mes, op tafel lag.

2. Mijn moeder had acht kinderen, ik de oudste was.

3. je vertelt, kan ik niet geloven.

4. Een jongeman, Nederlands heeft geleerd, solliciteert naar een betrekking.

5. Ik was een kwajongen, heel wat last bezorgde.

6. ons niet gelooft, leest het bericht maar zelf.

7. Mijn neefje, ziek was, moest thuis blijven.

8. We zoeken iemand heel goed kan zingen.

9. Ik lees het verhaal de leraar navertelde.

10. Dit is de jongen ik een boek gegeven heb.