> Other Dutch exercises on the same topic: | Past [Change theme]
	> Similar tests: - Temps primitifs-classement par groupes - Present perfect - Primitive tenses - Compound tenses-auxiliaries - Present perfect - Present perfect - Past Perfect - Imperfect-Zijn / Hebben
	> Double-click on words you don't understand

Past participles

Twitter Share
Dutch exercise "Past participles" created by mariebru with The test builder. [More lessons & exercises from mariebru]
Click here to see the current stats of this Dutch test

Please log in to save your progress.

1. Piet heeft gisteren met Paul (spelen).

2. Heeft moeder de groenten (koken). ?

3. Wat heeft hij (beloven).

4. De secretaresse heeft de brieven (sturen).

5. Heb je dat appartement (huren). ?

6. Het kindje heeft zijn tanden goed (poetsen).

7. Ze zijn naar Amsterdam (reizen).

8. Wie heb je gisteren (bellen). ?

9. Heb je al je lessen (leren). ?

10. Onze vriend heeft in Parijs (wonen).

11. Ze heeft haar haar kort (knippen).

12. De douanebeambte heeft de bagage (controleren).