> Other Dutch exercises on the same topic: | Past [Change theme]
	> Similar tests: - Temps primitifs-classement par groupes - Present perfect - Primitive tenses - Compound tenses-auxiliaries - Present perfect - Past Perfect - Present perfect - Imperfect-Zijn / Hebben
	> Double-click on words you don't understand

Past participles

Enter the past participles of these verbs between brackets.

Twitter Share
Dutch exercise "Past participles" created by mariebru with The test builder. [More lessons & exercises from mariebru]
Click here to see the current stats of this Dutch test

Please log in to save your progress.

1. Ik heb hem de antwoorden (voorzeggen).

2. De treinbestuurder heeft een ongeluk (voorkomen).

3. Die renner lag eerst achter; nu is hij (voorkomen).

4. Ik ben de straat (doorlopen).

5. Frank heeft het boek enkel (doorlopen).

6. Hij heeft de ramp (voorspellen).

7. Piet had (misrekenen) : hij kreeg een nul.

8. Jan heeft zich (misrekenen).

9. Mijn vader heeft een zware operatie (ondergaan).

10. Ik ben de trein van twee uur (mislopen).