Learn dutch 100% free
Log in!

Click here to log in
New account
Several accounts created on all our sites.
JOIN our free club and learn for free now!

  • Home
  • Report a bug


  •  


    Learn Dutch > Dutch lessons and exercises > Dutch test #26833
    > Other Dutch exercises on the same topics: Several tests | Placement tests [Change theme]
    > Similar tests: - Placement test - What do I know? 2 - Placement test - Beginners - Beginners: test III - Intermediate: test I - Action verbs - Intermediate: test II
    > Double-click on words you don't understand


    Placement test: grammar & tenses


    Placement test: grammar & tenses



    Beginners Twitter Share
    Dutch exercise "Placement test: grammar & tenses" created by mariebru with The test builder. [More lessons & exercises from mariebru]
    Click here to see the current stats of this Dutch test

    Please log in to save your progress.

    1. Wat mooie jurk !

    2. kleine huis.

    3. Ik drink melk.

    4. De spelen in de tuin

    5. Ik heb twee ontvangen.

    6. De zijn gesloten.

    7. Een kleine jongen is een

    8. Een kleine boom is een

    9. Een kleine tram is een

    10. Dit meisje zingt goed; heeft een mooie stem.

    11. Ik heb een cadeau gegeven. (to my sister)

    12. Jan ? Ik heb opgebeld.

    13. Het huis

    14. Mijn schrift.

    15. Een boek

    16. De secretaresse werkt dan de directeur.

    17. Een brood is dan een stokbrood.

    18. Ons huis is het van het dorp.

    19. Staan boeken op de kast ?

    20. Die zaak ? Hij spreekt

    21. Zijn vraag ? Ik heb geantwoord.

    22. Morgen ik naar Oostende.

    23. Vandaag hij thuis

    24. Gisteren de kinderen in de tuin.

    25. Ze hebben een taart

    26. Ze zullen morgen

    27. Ik zou dat willen

    28. Het is regenen.

    29. Het dorpje is veranderen.

    30. Vader zit een krant lezen

    31. Het veel geregend.

    32. hij vandaag gekomen ?

    33. ze thuis gebleven ?

    34. Het begint sneeuwen

    35. Hij wil terugkomen.

    36. Ze mag beginnen koken.

    37. Er wordt over

    38. De auto is door mijn buurman

    39. Ik heb hem de vraag

    40. Ik (opbellen) mijn broer

    41. Ik (afvragen) me of hij komt.

    42. Hij heeft de krant (doorlopen)

    43. Ik heb een boek te lezen.

    44. Ik wil hier blijven.

    45. Hij gaat naar de stad.

    46. slapen !

    47. we deze oefening lezen.

    48. u langzaam a.u.b.

    49. De vrouw, daar zit, is mijn secretaresse.

    50. Ik weet niet hij morgen komt.

    51. Ik weet niet hij komt.

    52. Het speelgoed, je hem geeft, is gevaarlijk.

    53. Hij komt morgen hij blijft niet lang.

    54. Ik ga vroeg naar bed ik moe ben.

    55. Ik lees het deel van uw werk.

    56. Ik ben tweeëntwintig jaar

    57. Mijn moeder is 43 jaar

    58. De stad Brussel

    59. Ze kijken de televisie.

    60. Ik antwoord de vragen.










    End of the free exercise to learn Dutch: Placement test: grammar & tenses
    A free Dutch exercise to learn Dutch.
    Other Dutch exercises on the same topics : Several tests | Placement tests | All our lessons and exercises