> Other Dutch exercises on the same topic: Particles [Change theme]
	> Similar tests: - Present-particles - Verbs + particle - Present perfect-Verbs + particle - Particle : IN - Verbs + particle - Particle: AAN - Present perfect-particles - Past participles-Verbs + particle
	> Double-click on words you don't understand

Verbs + particles

Write the full sentence.

Twitter Share
Dutch exercise "Verbs + particles" created by mariebru with The test builder. [More lessons & exercises from mariebru]
Click here to see the current stats of this Dutch test

Please log in to save your progress.

1. Het publiek (aanmoedigen - présent) de voetballers.



2. Oma (aandringen - imparfait) erop dat we nog een kopje soep aten.



3. Op de tafel (aantreffen - passé composé) Cindy en Bart een verrassing.



4. (aanwijzen - impératif forme familière) op de kaart van Zuid-Holland waar Rotterdam ligt.



5. Als een tak (afbreken - présent), valt hij van de boom af.



6. Ik (afkijken - passé composé) van mijn moeder hoe ik een hoedje moet dragen.



7. (afdoen - impératif forme familière) die boeken van de stoel !



8. Vader (afspreken - passé composé) dat hij om 5 uur thuis zal zijn.



9. We (afwachten - présent) mooi weer, dan gaan we fietsen.



10. Mevrouw Janssens is ziek : ze (afzeggen - passé composé) haar afspraak met de kapper.