> Other Dutch exercises on the same topic: Present participle [Change theme]
	> Similar tests: - Temps primitifs-classement par groupes - Past participles-Housework - Primitive tenses - Past participle - Past participle - Past participle - Past participle - Past participles-Holidays
	> Double-click on words you don't understand

Past participle

Twitter Share
Dutch exercise "Past participle" created by mariebru with The test builder. [More lessons & exercises from mariebru]
Click here to see the current stats of this Dutch test

Please log in to save your progress.

1. Ze hebben de match met 5-0 (winnen).

2. Julie heeft een goede daad (verrichten).

3. Het elastiek van mijn gymbroek is (springen).

4. Met Koninginnedag werd er een fakkeloptocht (houden).

5. Dat verhaal is niet echt gebeurd. Je hebt het (fantaseren).

6. De wedstrijd is net (beginnen).

7. De getuige heeft alles aan de politie (vertellen).

8. Bij elke kus worden zowat 3000 bacteriën, microben (uitwisselen)

9. We hebben een film over wilde dieren (zien).

10. Gisteren heb ik in de kantine (eten).