> Other Dutch exercises on the same topic: Pronouns [Change theme]
	> Similar tests: - Pronouns - Indefinite pronouns - Personal pronouns - Relative pronouns - Personal pronouns - Possessive pronouns - Personal pronouns/Pronominal adverbs - Personal pronouns-stressed
	> Double-click on words you don't understand

Personal pronouns

Replace words between brackets with the correct pronoun.

Twitter Share
Dutch exercise "Personal pronouns" created by mariebru with The test builder. [More lessons & exercises from mariebru]
Click here to see the current stats of this Dutch test

Please log in to save your progress.

1. Volgende dinsdag gaat (mijn vader) op reis.

2. Ik bel (mijn moeder) nog vandaag.

3. (Mijn vader en mijn moeder) komen niet vaak.

4. Jullie zien (je kinderen) ook niet vaak.


5. Ik wil (het boek) niet (aan de lerares) geven.

6. Ze geeft (de schriften) aan de leerlingen.

7. De lerares gaat (met de leerlingen) naar de dierentuin.


8. Wie vervangt (de juf) vandaag ?


9. Ik heb (Rita) gezien.

10. Ik vertelde (de meisjes) een mop.