> Other Dutch exercises on the same topic: Adverbs [Change theme]
	> Similar tests: - Adverbs - Adverbs: where shall I put it - Pronominal adverbs - Pronominal adverbs - Pronominal adverbs - Personal pronouns/Pronominal adverbs - Pronominal adverbs - Pronominal adverbs
	> Double-click on words you don't understand

Easy sentences

Twitter Share
Dutch exercise "Easy sentences" created by mariebru with The test builder. [More lessons & exercises from mariebru]
Click here to see the current stats of this Dutch test

Please log in to save your progress.

Click on words to build sentences. Click on boxes to start again.


1.

kinderen

gaan

De

dierentuin

vandaag

.

de

naar

2.

We

uur

gewacht

de

een

op

hebben

trein

half

.

3.

Brussel

eens

zullen

.

We

naar

gaan

nog

4.

3

Mijn

uur

heeft

gebeld

.

om

vriend

me

5.

geschilderd

Vader

huis

pas

ons

.

heeft

6.

familie

gaan

zal

vakantie

niet

.

Pasen

met

De

op

7.

Piet

Elsa

nu

tante

.

bij

logeert

8.

gedronken

wat

hadden

.

Die

wijn

heren

heel

9.

dat

Ze

duurder

alles

.

zeggen

wordt

weer

10.

zijn

kust

De

mosselen

lekker

aan

.

de

heel