> Other Dutch exercises on the same topic: Particles [Change theme]
	> Similar tests: - Present-particles - Verbs + particle - Particle : IN - Present perfect-Verbs + particle - Verbs + particle - Particle: AAN - Past participles-Verbs + particle - Particles : DOOR
	> Double-click on words you don't understand

Particle: TERUG

TERUG

 Complete

Twitter Share
Dutch exercise "Particle: TERUG" created by mariebru with The test builder. [More lessons & exercises from mariebru]
Click here to see the current stats of this Dutch test

Please log in to save your progress.

1. Louisa heeft haar schrift verloren, maar gelukkig heeft ze het terugbetaald teruggebracht teruggedacht teruggehaald teruggeroepen teruggestuurd teruggevlogen teruggevonden teruggezet teruggezien I don't know.

2. Peter is naar Amerika vertrokken; sindsdien heb ik hem niet meer terugbetaald teruggebracht teruggedacht teruggehaald teruggeroepen teruggestuurd teruggevlogen teruggevonden teruggezet teruggezien I don't know.

3. Sonia heeft mijn fotoapparaat genomen maar ze heeft het vlug op zijn plaats terugbetaald teruggebracht teruggedacht teruggehaald teruggeroepen teruggestuurd teruggevlogen teruggevonden teruggezet teruggezien I don't know.

4. Pieter is blij : hij heeft al zijn schulden terugbetaald teruggebracht teruggedacht teruggehaald teruggeroepen teruggestuurd teruggevlogen teruggevonden teruggezet teruggezien I don't know.

5. Vader heeft zijn auto terugbetaald teruggebracht teruggedacht teruggehaald teruggeroepen teruggestuurd teruggevlogen teruggevonden teruggezet teruggezien I don't know; nu kunnen we naar zee vertrekken.

6. Sonia had haar tas vergeten; ik heb haar terugbetaald teruggebracht teruggedacht teruggehaald teruggeroepen teruggestuurd teruggevlogen teruggevonden teruggezet teruggezien I don't know; ze was nog niet ver.

7. Ik had dat niet besteld. Ik heb het dus terugbetaald teruggebracht teruggedacht teruggehaald teruggeroepen teruggestuurd teruggevlogen teruggevonden teruggezet teruggezien I don't know.

8. Ik heb aan mijn laatste vakantie terugbetaald teruggebracht teruggedacht teruggehaald teruggeroepen teruggestuurd teruggevlogen teruggevonden teruggezet teruggezien I don't know toen ik de foto's zag.

9. Oom Tom was uit Amerika overgekomen; vorige week is hij terugbetaald teruggebracht teruggedacht teruggehaald teruggeroepen teruggestuurd teruggevlogen teruggevonden teruggezet teruggezien I don't know.

10. Ik had een boek van de bibliotheek geleend; ik heb het terugbetaald teruggebracht teruggedacht teruggehaald teruggeroepen teruggestuurd teruggevlogen teruggevonden teruggezet teruggezien I don't know.