Animals

1. U weet zeker dat de dieren in groep leven. Kies het juiste woord voor elke diersoort.

een roedelzwermkuddetroepmeuteI don't know apen	een kuddetroepmeutezwermroedelI don't know jachthonden	een troeproedelmeutekuddezwermI don't know schapen	een kuddemeuteroedeltroepzwermI don't know wolven	een meutekuddezwermroedeltroepI don't know bijen

2. Zoals de mensen vormen de dieren gezinnen : de ouders en de kinderen. Stel de volgende gezinnen samen.

het gezin	het mannetje	het vrouwtje	het jong
paarden	de stierde koede merriede beerde hengstde kiphet kalfhet kuikenhet veulende zeugde haande bigI don't know	de bigde haande beerhet kuikende kipde koede stierde zeugde hengstde merriehet kalfhet veulenI don't know	het veulende koehet kalfde stierhet kuikende beerde kipde haande merriede hengstde zeugde bigI don't know
varkens	de bigde zeugde stierde beerde merriede haande koede hengsthet veulende kiphet kuikenhet kalfI don't know	het veulende kipde zeugde hengstde merriede koede beerde stierde haande bighet kuikenhet kalfI don't know	de stierde hengstde koede haande bighet kuikende zeugde merriehet kalfde kiphet veulende beerI don't know
kippen	de koehet kuikende kipde bigde stierde merriede zeugde haande beerde hengsthet veulenhet kalfI don't know	de beerde merriehet kalfde stierde bigde hengsthet kuikenhet veulende koede haande zeugde kipI don't know	de bigde haande zeugde hengsthet kalfde kiphet kuikende stierde beerde koede merriehet veulenI don't know
runderen	de haande hengsthet kalfde koede bigde merriehet kuikende zeugde kipde stierhet veulende beerI don't know	de koede merriede haande stierde zeugde hengsthet veulende kipde bighet kalfde beerhet kuikenI don't know	de hengstde zeugde stierde haanhet veulende kiphet kuikende merriede beerde bighet kalfde koeI don't know

3. Spreken de dieren ? Zeker niet, maar de meesten maken toch geluiden. Kunt u het juiste werkwoord aan het betreffende dier geven ?

De hanen balkenkraaienspinnensnaterensissenI don't know .	De katten sissenspinnenkraaienbalkensnaterenI don't know .	De slangen spinnenkraaiensnaterenbalkensissenI don't know .	De eenden kraaiensnaterenbalkenspinnensissenI don't know .	De ezels kraaienbalkensnaterensissenspinnenI don't know.

4. In het dagelijkse leven gebruikt u zeker dierlijke eigenschappen. Kunt u vinden welke eigenschap past bij die dieren ?

werkenspringenlevenslapenvechtenI don't know als een paard.	levenslapenvechtenspringenwerkenI don't know als een leeuw.	slapenspringenwerkenlevenvechtenI don't know als een marmot.	levenwerkenvechtenspringenslapenI don't know als een kikker.	levenslapenvechtenwerkenspringenI don't know als kat en hond.

5. In samengestelde woorden (= woord dat bestaat uit twee of meer woorden) vinden we ook dierenwoorden. Kent u de betekenis van de volgenden ?

een hondenweer	een vlinderdas	een arendsoog	een kattentong	een paardenoog
soort koekjespiegeleistrikje op een overhemdheersersblikslecht weerI don't know	strikje op een overhemdslecht weersoort koekjespiegeleiheersersblikI don't know	spiegeleisoort koekjeheersersblikslecht weerstrikje op een overhemdI don't know	heersersblikspiegeleisoort koekjeslecht weerstrikje op een overhemdI don't know	strikje op een overhemdsoort koekjespiegeleiheersersblikslecht weerI don't know