Learn dutch 100% free
Log in!

Click here to log in
New account
Several accounts created on all our sites.
JOIN our free club and learn for free now!

  • Home
  • Report a bug


  •  


    Learn Dutch > Dutch lessons and exercises > Dutch test #88277
    > Other Dutch exercises on the same topics: Pronouns | Relative sentences [Change theme]
    > Similar tests: - Relative clauses - Relative pronouns - Subordinate clauses - Relative clauses (2) - Relative pronouns - Relative pronouns - Relative pronouns - Relative pronouns
    > Double-click on words you don't understand


    Relative pronouns






    Twitter Share
    Dutch exercise "Relative pronouns" created by anonyme with The test builder.
    Click here to see the current stats of this Dutch test

    Please log in to save your progress.


    1. De man ik sprak, is een leraar.

    2. De auto het ongeval veroorzaakte, was rood.

    3. De film hij keek, was voor kinderen bestemd.

    4. Het boek hij verleden week gekocht had, is nu al uitverkocht.

    5. De stad hij naartoe rijdt, is de hoofdstad van Europa.

    6. De vrouw hij verliefd is, is al getrouwd.

    7. De chauffeur zat als een varken was, zit nu in de gevangenis.

    8. Het dorp waar hij komt, is mijn geboortedorp.

    9. Het speelgoed ze dol is, zal ze voor Sinterklaas krijgen.

    10. De titel van het boek is : "De man zijn haar kort liet knippen".










    End of the free exercise to learn Dutch: Relative pronouns
    A free Dutch exercise to learn Dutch.
    Other Dutch exercises on the same topics : Pronouns | Relative sentences | All our lessons and exercises