> Other Dutch exercises on the same topic: The Internet [Change theme] | |
> Similar tests: - Computers - Computers - Computers | |
> Double-click on words you don't understand |
Internet
Woorden in verband met Internet.
1. verbs.
zich aanmelden |
zich afmelden |
surfen |
chatten |
downloaden |
invoeren, intoetsen |
klikken |
dubbelklikken |
kopiëren-plakken |
knippen |
opslaan, bewaren, saven |
installeren |
aanslaan |
2. nouns
het net |
het e-mailadres |
het apenstaartje |
het koppelteken |
het laag streepje/het liggend streepje |
de bijlage/het attachement |
het wachtwoord |
het forum |
het pseudoniem |
het internetcafé |
het menu |
het bestand |
de link |
het punt |
de gebruikersnaam |
de blog |
de map |
de website |
Informatie zoeken, mailtjes versturen; tegenwoordig gebruiken we heel vaak het Internet. Maar hoe werkt het Internet eigenlijk? Al die computers die we net zagen, die zijn samen het Internet? En hoe zijn al die computers dan met elkaar verbonden? Ja, naar alle landen van de wereld gaan ze hè? |
Hé, en nu ga ik effe een mailtje versturen naar een eh vriendin, bijvoorbeeld in Amerika, hoe komt dat mailtje dan bij haar terecht? En dan kan mijn vriendin dat mailtje ophalen? Precies. Maar hoe weet jullie computer hier nou waar die Hotmailcomputer staat, waar op de wereld? En hoe lang duurt het dan voordat het mailtje aan de andere kant van de wereld is? In ieder geval veel sneller dan een ouderwetse brief met een postzegel? Maar van wie is het nou, wie is de baas? |
Dutch exercise "Internet" created by mariebru with The test builder. [More lessons & exercises from mariebru]
Click here to see the current stats of this Dutch test
Please log in to save your progress.
End of the free exercise to learn Dutch: Internet
A free Dutch exercise to learn Dutch.
Other Dutch exercises on the same topic : The Internet | All our lessons and exercises