> Other Dutch exercises on the same topics: Adjectives | Adverbs | Comparisons [Change theme]
	> Similar tests: - Adjectives - Adverbs - Adverbs: where shall I put it - Numbers - Adjectives - Pronominal adverbs - Possessive adjectives - Adjectives
	> Double-click on words you don't understand

Comparatives of superiority

DE   COMPARATIEF

Twitter Share
Dutch exercise "Comparatives of superiority" created by ilona2 with The test builder. [More lessons & exercises from ilona2]
Click here to see the current stats of this Dutch test

Please log in to save your progress.

1. Rond Kerst waren de oesters (duur) dan het afgelopen jaar.

2. Je zou (vroeg) naar bed moeten gaan.

3. Broodjes zijn (goed) van een bakkerij dan uit de muur.

4. Rijden is (gevaarlijk) met een oude auto.

5. Groningen is (ver) van Parijs dan Valkenburg.

6. Ik dacht dat deze zaak (ingewikkeld) was.

7. Je vader ziet er (jong) uit dan zijn vrouw.

8. Het is lichamelijk (zwaar) om in een fabriek dan in het onderwijs te werken.

9. Vergeleken met andere EU-landen, is Nederland (weinig) vergrijsd.

10. Ik ga (graag) naar het theater dan naar de bioscoop.