> Other Dutch exercises on the same topic: Relative sentences [Change theme]
	> Similar tests: - Relative clauses - Relative pronouns - Subordinate clauses - Relative clauses (2) - Relative pronouns - Relative pronouns - Relative pronouns - Pronominal adverbs
	> Double-click on words you don't understand

Relative pronouns

 DIE - DAT - WAT -

WIE

Twitter Share
Dutch exercise "Relative pronouns" created by mariebru with The test builder. [More lessons & exercises from mariebru]
Click here to see the current stats of this Dutch test

Please log in to save your progress.

1. Dat is precies hij wil zeggen.

2. Ik heb een brief van mijn dochter gekregen me geld vraagt.

3. Ik laat je zien ik erop heb geantwoord.

4. Ken jij die jongen daar komt ?

5. Het boek ik lees is erg interessant.

6. te veel snoept, kan misselijk worden.

7. Die oude man heeft een gezicht vol rimpels is.

8. Ik telefoneer met mijn broer in Brussel woont.

9. Meneer Janssens direkteur is zal de goede beslissing moeten nemen.

10. Opa vertelde ons hij in Frankrijk had gezien.