> Other Dutch exercises on the same topics: Contractions | How words are built [Change theme]
	> Similar tests: - Diminutive words - Build these words (1) - Building words (2) - Easy sentences - Diminutive words - Adjectives - Diminutive words - Diminutive words
	> Double-click on words you don't understand

Diminutive words

Twitter Share
Dutch exercise "Diminutive words" created by mariebru with The test builder. [More lessons & exercises from mariebru]
Click here to see the current stats of this Dutch test

Please log in to save your progress.

1. Hij stopte (het papier) in mijn medaillon.

2. In (de hal) hing een grote spiegel.

3. Waar is (mijn broer) ? ; vroeg Paula.

4. (De sjaal) fladderde op de grond.

5. Ik woon daar, zegt (de man).

6. Vader gaat (een bier) drinken.

7. Een fles melk staat op (de tafel).

8. Ik wil (die cd) kopen.

9. Petra zat (een roman) te lezen.

10. Dat is (de laatste zin) van die oefening.