Learn dutch 100% free
Log in!

Click here to log in
New account
Several accounts created on all our sites.
JOIN our free club and learn for free now!

  • Home
  • Report a bug


  •  


    Learn Dutch > Dutch lessons and exercises > Dutch test #86903
    > Other Dutch exercises on the same topic: Relative sentences [Change theme]
    > Similar tests: - Relative clauses - Relative pronouns - Subordinate clauses - Relative clauses (2) - Relative pronouns - Relative pronouns - Relative pronouns - Relative pronouns
    > Double-click on words you don't understand


    Wie/Wat


    Wie / wat ?






    Twitter Share
    Dutch exercise "Wie/Wat" created by mariebru with The test builder. [More lessons & exercises from mariebru]
    Click here to see the current stats of this Dutch test

    Please log in to save your progress.


    1. Ik ken de jongen je spreekt. (met)

    2. Het boek Harry Potter de held is, heb ik niet gelezen. (van)

    3. Ik heb niet gehoord de directeur praat. (over)

    4. De auto ik naar Ruisbroek moet gaan is in goede staat. (met)

    5. De fiets je rijdt is van mijn broer. (op)

    6. De vakantie we dromen kost te veel voor ons. (over)

    7. De bedienden je rekent, komen morgen om je te helpen. (op)

    8. De secretaresse je ruzie maakt, is toch een vriendelijke persoon. (met)

    9. De bediende je het hebt, zal nu voor een andere dienst gaan werken. (over)

    10. De documenten je zo lang hebt gezocht, zijn zeker bij de directeur. (naar)










    End of the free exercise to learn Dutch: Wie/Wat
    A free Dutch exercise to learn Dutch.
    Other Dutch exercises on the same topic : Relative sentences | All our lessons and exercises