> Other Dutch exercises on the same topics: Present participle | Past [Change theme]
	> Similar tests: - Temps primitifs-classement par groupes - Past participles-Housework - Present perfect - Primitive tenses - Compound tenses-auxiliaries - Present perfect - Past Perfect - Past participle
	> Double-click on words you don't understand

Past participles: regular verbs

Twitter Share
Dutch exercise "Past participles: regular verbs" created by mariebru with The test builder. [More lessons & exercises from mariebru]
Click here to see the current stats of this Dutch test

Please log in to save your progress.

1. Vader heeft de burgemeester niet (uitnodigen) .

2. Moeder is kwaad : An heeft haar les niet (leren) .

3. We hebben onze kleren al (halen) .

4. Ze heeft haar broodjes (inpakken) .

5. Jan heeft zijn strafwerk (maken) .

6. Vader heeft onze buurman (horen) .

7. Jan heeft met hem (praten) .

8. Heeft je vader dat huis (huren) ?

9. Vader heeft hier zijn auto (parkeren) .

10. Vanmorgen heeft vader in het bos (wandelen) .