> Other Dutch exercises on the same topic: Present participle [Change theme]
	> Similar tests: - Temps primitifs-classement par groupes - Past participles-Housework - Primitive tenses - Past participle - Past participle - Past participle - Past participle - Past participles-Holidays
	> Double-click on words you don't understand

Past participles

VOLTOOIDE   DEELWOORDEN

Twitter Share
Dutch exercise "Past participles" created by ilona2 with The test builder. [More lessons & exercises from ilona2]
Click here to see the current stats of this Dutch test

Please log in to save your progress.

1. Ik heb gisteren bij mijn ouders . (Eten)

2. Wat hebben jullie bij de zeevruchten ? (Drinken)

3. Onze zoon heeft zijn sollicitatiebrief nog niet . (Sturen)

4. Met een nieuwe wagen heb ik het hele eiland Gran Canaria . (Doorkruisen)

5. Heb je de rekening van ons hotel al ? (Betalen)

6. In welke kamer heeft vader het schilderij ? (Ophangen)

7. Mijn hartsvriendin is vorig jaar . (Sterven)

8. Marjan is snel naar de supermarkt maar die was helaas al gesloten. (Rijden)

9. Heeft opa samen met zijn kleinkinderen ? (Ontbijten)

10. Voor dit weekend hebben we een huis in een vakantiepark in Limburg . (Huren)